Mijn reis – deel I

Santería is de Afro-Cubaanse religie die oorspronkelijk afstamt van het Yoruba-volk in het zuidwesten van Nigeria (West-Afrika). Letterlijk vertaald betekent het woord Santería ‘heiligenverering’. De mannen en vrouwen die zijn geïnitieerd in de rituelen van Santería worden Santeros of Santeras genoemd. Zij zijn de hogepriesters en –priesteressen van de religie en de pleegouders en kinderen van de Orishas, de godheden. Deze goden, die specifieke elementen van de natuur in hun macht hebben, zijn de heersers van allen die de initiatie hebben ondergaan.

Toen de mensen van het Yoruba-volk als slaven naar de ‘Nieuwe Wereld’ verscheept werden, brachten zij hun godsdienst, die gebaseerd was op de aanbidding van de Orishas en bestond uit magisch-religieuze praktijken, met zich mee. De Nederlanders, Britten, Portugezen en Spanjaarden die het Yoruba-volk overmeesterden, deden er alles aan om deze in hun ogen inheemse afgoderij te onderdrukken en zelfs uit te roeien.

In wijken waar veel Latino’s wonen zul je vaak een Botanica vinden. Een Botanica is een markt waar religieuze artikelen voor Santería verkrijgbaar zijn als beeldjes, gebedsboeken of kaarsen. Ook worden er artikelen verkocht – denk aan planten of kruiden – die Santeros nodig hebben voor hun ceremonies, baden, healings en reinigingen. Een Botanica is ook de verblijfplaats van de Botanica Spiritualist, die daar zijn of haar kunst van spirituele reading, kruidenkennis uitoefent. Meestal is zo iemand in een hoekje van of ergens achter in de winkel te vinden.

Mijn beide grootmoeders waren Spiritualisten en zij waren het die mij de fascinatie voor Spiritualisme en Santería bijbrachten. Zo herinner ik me dat ik als kind door mijn grootmoeder van moederskant meegenomen werd naar deze plekken waar Santeros of Spiritualisten hun beroep uitoefenden. In die tijd – we hebben het nu over de jaren vijftig – was er nog maar weinig bekend over hun kunsten, en alles wat zij deden was met geheimzinnigheid omgeven. Pas jaren later, toen ik zo tegen de twintig liep, begon ik te begrijpen wat het verschil was tussen een Santero en een Spiritualist:

Santeros en Santeras zijn hogepriesters en -priesteressen van Santería. Zij hebben een intensief initiatieproces ondergaan waardoor ze in diep contact zijn gekomen met een Orisha. Ik ben van mening dat een Orisha ons kiest en niet andersom. Niet iedere uitverkorene is voorbestemd om Santero of Santera te worden, maar dat wil niet zeggen dat hij of zij geen initiaties in de traditie van Santería kan ondergaan.

Spiritualisten zijn mannen en vrouwen die in contact kunnen treden en kunnen communiceren met de wereld van de geesten. Het fundamentele principe van Spiritualisme is de relatie tussen de wereld van de materie en die van de geest. Sommigen van hen zijn mediums of kanalen naar de geestenwereld. Veel Santeros en Santeras zijn ooit begonnen als Spiritualisten. Het Spiritualisme kent verschillende scholen; de meest voorkomende richting in het Caribisch gebied en Zuid-Amerika is gebaseerd op de lessen van de 19e-eeuwse leraar Allan Kardec.

Nadat ik vele jaren mijn grootmoeder had vergezeld naar readings door heel New York City, begonnen er belangrijke observaties tot me door te dringen. Een daarvan was dat het merendeel van de cliënten vrouwen waren die problemen hadden met hun liefdespartners of echtgenoten. Ze waren ervan overtuigd dat die hen bedrogen of ze zochten een manier om meer aandacht van hen te krijgen. Anderen waren op zoek naar een partner of hadden lichamelijke, emotionele of geestelijke gezondheidsproblemen. Maar al die vrouwen hadden één ding gemeen: ze waren ze op zoek naar de oplossing voor hun problemen.

Gaandeweg werd me duidelijk waarom zo weinig mannen hun echtgenotes bij de readings vergezelden – dat was omdat de Santero of Spiritualist het vermogen had om de vinger op de zere plek te leggen en duidelijk zag wat er aan de hand was. De mannen bleven weg omdat ze niet geconfronteerd wilden worden met hun ontrouw en omdat ze niet betrapt wilden worden in hun bedrieglijke praktijken.

Doordat mijn grootmoeder van moederszijde zelf ook een goede healer was, begonnen onder haar leiding mijn eigen talenten zich te ontwikkelen. Ik had de meest vreemde dromen en begon op mijn vijfde te slaapwandelen. In die tijd sliep ik ’s nachts in dezelfde kamer als mijn grootmoeder en zij volgde mij op mijn slaapwandelingen – in het begin alleen maar binnenshuis maar later ook daarbuiten. Ik liep nooit verder dan de hoek van onze straat voordat ik weer naar bed ging.

Op een gegeven moment besloot mijn grootmoeder dat voor mij het moment was aangebroken, dus nam ze me mee naar Spanish Harlem, de Bronx of Brooklyn. Heel vaak, minstens eens in de twee weken. Ik genoot ervan om met haar mee te gaan en met haar in de woonkamer van een Spiritualist of Santero op onze beurt te wachten. Ik was in ontwikkeling en had geen idee wat er met me gebeurde, maar ik wist wel dat het iets was dat niet gestopt kon worden. Ik ontwikkelde de gave om te zien en te voelen wat er omging in de andere mensen om ons heen die net als wij zaten te wachten en vertrouwde in mijn onwetendheid alles daarover toe aan mijn grootmoeder. In mijn kinderlijke onschuld vertelde ik haar alles wat ik zag en voelde, zo onbevangen en luidkeels dat ook de mensen die om ons heen zaten het konden horen en nieuwsgierig werden. Er was geen verklaring voor de dingen die ik zag en vanaf het moment dat ook de Santero zelf ter ore kwam wat er met mij gebeurde, waren we altijd als eerste aan de beurt. Onnodig om te zeggen hoe blij mijn grootmoeder hiermee was dat we nooit meer lang hoefden te wachten.

De eerste – en ook enige – keer dat ik met mijn vader een Spiritualist bezocht, staat me nog duidelijk voor ogen. Hij beschouwde het als grote onzin en beweerde altijd dat al deze praktijken alleen maar bedoeld waren om geld uit de zakken te kloppen. Zelfs het feit dat zijn eigen moeder een sterke Spiritualist was en over de gave beschikte om verbazingwekkende voorspellingen te doen, wist hem niet te overtuigen. Maar het was mijn moeder die hem dwong te gaan, dus hij ging – met tegenzin.

Met z’n drieën zaten we daar, mijn moeder, vader en ik, in de overvolle wachtkamer. Mijn vader voelde zich erg ongemakkelijk. Gelukkig waren we al snel aan de beurt. Dona Francesca (ik weet niet of je haar naam zo schrijft, maar het is een naam die ik nooit meer vergeet) zat achter haar tafel. In de donkere kamer brandden alleen kaarsen en er hing een geur van Florida-water, wierook en sigarenrook. Mijn ouders gingen zitten en ik bleef staan. Wat mij intrigeerde was dat Dona Francesca een sigaar rookte, omdat ik altijd had gedacht dat mijn grootmoeder de enige vrouw was die dat deed.

Dona Francesca begon haar gebeden te prevelen en ik zag mijn vader denken… ‘O MIJN GOD, waar ben ik nú weer terechtgekomen!’. Maar toen verhief Dona Francesca haar stem en de woorden die zij sprak, deden bij hem het koude zweet uitbreken. In haar trance vertelde zij in klinkklare taal over de affaire die hij had met een vrouw in de Lower East side. Ze beschreef de vrouw tot in details en raadde hem aan voorzichtig te zijn om niet in de problemen te komen. Hiermee bevestigde zij al mijn moeders verdenkingen, maar die wist haar kalmte te bewaren.

Natuurlijk ontkende mijn vader alles om zijn gezicht te redden, maar Dona Francesca legde hem het zwijgen op door de naam van de vrouw te noemen. Mijn vaders mond viel open maar hij bleef hardnekkig ontkennen – hij was een goede acteur die zijn tranen kon laten stromen alsof hij een kraan openzette… Hij stond op en verliet het vertrek, mijn moeder en ik bleven achter.

 

 

 

vertaling door

Otto Haan en Peter Lunow